De rode nooddeur
Jake, doopnaam Jacob maar zo noemt niemand hem meer sinds zijn elfde, propt zijn handen diep in zijn broekzakken om te vermijden dat hij nogmaals op zijn uurwerk kijkt. Hij slaakt een diepe zucht en het dringt, na ruim veertig minuten wachten, wel door dat zijn afspraakje niet zal opduiken.
Een jong koppel passeert hem rakelings, waarbij het meisje hem vol medeleven aankijkt. Het is dus zo duidelijk, denkt hij, terwijl zijn wangen rood kleuren van schaamte, dat zijn date er geen zin in heeft en hem hier laat staan. In het holst van de nacht, tegen het standbeeld geleund waar ze hadden afgesproken, vlakbij een café dat in de buurt bekend staat als 'licht marginaal'.
Jake schudt de sombere gedachten van zich af, hij had, eerder op de avond ook geen grote verwachtingen gehad. Grote kans dat zijn vrienden hem vol leedvermaak in het oog houden, omdat hij hier als een verliefde gek staat te wachten op een meisje 'van het internet.'
'Ze bestaat waarschijnlijk niet eens,' prevelt hij tegen zichzelf. Hij voelt zich nu nog net iets dommer dan enkele seconden terug. Jake trekt zijn muts dieper over zijn oren, rommelt in zijn zak op zoek naar de sleutel van zijn fiets en geeft het op. Hij kijkt besluiteloos naar de bos rozen in zijn hand en legt ze dan maar bij de voet van het beeld.
'Alsjeblieft mevrouw, voor jou, je was het beste gezelschap deze avond. Sorry voor het klagen.' Het beeld kijkt, met neutrale blik, op hem neer. Met gebogen hoofd, ogen op de grond gericht en opgetrokken schouders, beent hij de straat uit. Voorbij de lege blikken van de indommelende mannen die tegen de muur zitten, langs het koppeltje van daarnet dat nu innig kussend tegen de gevel geplakt staat.
Zijn fiets mist een voorwiel.
Jake heeft enkele seconden nodig om zich dit te realiseren: het beeld strookt niet met het beeld van een fiets, zoals het in zijn hoofd zit.
'Typisch,' mompelt hij, het sleuteltje van het fietsslot verdwijnt opnieuw in de broekzak. Hij kijkt links en rechts, aarzelt om iemand bellen maar kan zo niet onmiddellijk iemand verzinnen die hij onder ogen wil komen.
Een blauwtje lopen is nooit leuk.
Een blauwtje lopen, bestolen worden en het dan nog eens allemaal moeten vertellen, nog minder. Dus hij besluit naar huis te wandelen, het is niet zo heel erg ver.
Grote kans dat hij zich wat beter voelt na een nachtelijke wandeling, spreekt hij zichzelf moed in. Hij moet eerst doorheen een aantal gelijkaardige smalle straatjes, die straatjes waar je eigenlijk het best niet komt na een bepaald uur. Zo'n plekken waar het normaal is dat iemand je lastigvalt, maar als je nadien verontwaardigd je beklag doet bij vrienden, dan is het antwoord eenduidig: eigen schuld, je hebt daar niks te zoeken.
Jake stapt stevig door, probeert er niet uit te zien alsof zijn hart veel te snel klopt van zenuwen en ontwijkt, zoals voorgeschreven iedere vorm van oogcontact. Hij is het overvallen niet waard, spreekt hij zichzelf moed in, iedereen kan dat zien.
'Hé, schone jongen, kom eens hier.' Hij verkrampt, weigert achterom te kijken maar versnelt ook niet. Hij richt zijn blik op het einde van het straatje, daar is de grote winkelstraat.
Daar zijn mensen.
Gewone mensen, die op een zaterdagavond, gezellig iets zijn gaan drinken in een respectabel café.
'Hé, komaan, ik heb het tegen jou.' Achter hem versnellen de voetstappen wel. Jake wil rennen, maar dat zou belachelijk zijn, dus houdt hij zich in.
'Oh, doe nu niet zo,' fleemt de stem, vlakbij zijn schouder. Er wordt gegniffeld. Jake haalt diep adem.
Hij draait zich, met een vriendelijk glimlach om.
'Avond, heren,' zegt hij beleefd waardoor beide mannen, oud genoeg om zijn vader te kunnen zijn en vast en zeker veel vuiler dan eerstgenoemde, hem wantrouwig aankijken.
Ze zetten een stapje achteruit.
Ze keuren hem grondig, over de randen van hun brillen heen.
Die twee zijn niet uit op zijn gsm of uurwerk, dringt het plots helder door. Een ijskoude druppel angstzweet loopt langs zijn ribben naar omlaag.
'Zozo,' krast er ene. 'Heb je geen meisje bij? Een schoon moksje, zo voor de gezelligheid.'
'Euh?' Jake kijkt hen één voor één aan. 'Nee.'
Ze dragen elk een afgeleefd wit hemd en iets wat ooit een min of meer deftige broek was geweest. Hun kostuumvestje hangt nonchalant over hun schouders, aan één gekromde vinger.
'Jammer, een 'maske' was leuker geweest. Niks aan te doen, ze komen hier niet meer, de vrouwtjes. Geen idee waarom niet.' De man kijkt hem wellustig aan. 'Jij volstaat ook wel, ik doe wel mijn ogen dicht.' Ze schieten in de lach, alsof het de beste grap ter wereld is.
Jake kan zijn oren niet geloven.
'Je hebt teveel gedronken, man, laat mij met rust.' Hij probeert zelfzeker te klinken en zet nog een stapje achteruit, richting veilige winkelstraat. Een spurtje van 25 meter haalt hij moeiteloos, denkt hij.
'Oh, nu niet gaan lopen, ik weet zeker dat je ons gezelschap zal waarderen. Breng de volgde keer jouw liefje mee, dan laten we je met rust.' Ze zijn minder dronken dan dat hij gehoopt had.
En geoefend.
Nog voor Jake uit de startblokken kan schieten, richting zijn veilige haven, grijpt een hand hem stevig bij de pols.
Plots is hun lijfgeur heel dichtbij.
Zijn hart hamert tegen zijn ribben, zo snel dat hij er misselijk van wordt. Nog voordat hij kan roepen, perst ene zijn hand voor Jakes mond.
'Stttt,' grinnikt de stem in zijn oor. 'Niet beginnen schreeuwen, dat verstoort de pret.' Jake spert zijn ogen wijd open van angst.
Hij brult tegen de hand maar kan niet vermijden dat hij nauwelijks drie tellen later in identiek dezelfde positie tegen de muur geplakt staat als het meisje dat hij eerder op de avond kruiste. Het zweet stroomt langs zijn gezicht en hals.
'Laat me los!' De hand drukt steviger door.
'Klep dicht,' klinkt het bot. 'We willen geen pottenkijkers.'
Jake werpt een wanhopige blik naar een voorbijkomende groepje. Ze kijken geschokt.
'Doorstappen,' snauwt een kerel. Ze maken zich snel uit de voeten.
'Nu is het alleen jij en wij, jongetje.' Hun gezichten worden scherp van opwinding en van iets wat hij niet herkent omdat hij het tot op heden nog nooit heeft gezien.
'Hmmmfffff!' schreeuwt hij in paniek.
'Hou op met dat gefriemel,' rommelt zijn belager, die tegelijk zijn gulp openrits en Jake hard tegen de muur duwt. Alle kleur trekt uit Jakes gezicht.
'Ik denk dat ie nog nooit zo'n voorstel heeft gekregen,' lacht de maat.
'Hmmmmmf! He...hmmmm!'
Jake blijft plots doodstil staan: ze trekken zijn muts van zijn hoofd, woelen door zijn haren en de kerel begint, zonder vragen, Jakes hemd open te knopen. De kille avondwind strijkt langs zijn huid en hij huivert intens. Hij perst zijn ogen stijf dicht.
Vingers glijden van zijn borst naar zijn buik en richting de knoop van zijn jeans. De hand blijft, bijzonder vrijpostig op zijn kruis liggen en hij houdt zijn adem in. Hij piept van vernedering als de man de knoop van zijn broek losmaakt.
'La...me... Ik wil...niet!' perst hij naar buiten.
'Oh, komaan zeg, maak daar nu geen zo'n drama van. Dit duurt niet lang.' De man, die met zijn broek open, komt gevaarlijk dichterbij.
Jake slikt, niet in staat nog te bewegen. Zijn hele brein weigert om verder te denken dan de volgende seconde.
'Werk eens een beetje … wat was dat?' Het drietal blijft roerloos staan. Diegene die de wacht houdt, draait zich als gestoken om.
Jake recht zijn rug, gaat op de toppen van zijn tenen staan en probeert, door de tranen van woede heen, over de schouder van de vent te kijken die met zijn hand reeds in Jakes broek zit.
Hij spant zijn ogen in, het gele licht van de straatlampen maakt scherp zien moeilijk. De steeg is opgedeeld in gele en zwarte vlakken.
'Niks, een kat waarschijnlijk,' rommelt Stinkerd, plots nerveus gniffelend, waarop hij Jake opnieuw al zijn aandacht schenkt. Jake kijkt de man furieus aan, niet dat het veel helpt en die strijdlust smelt onmiddellijk als de vent opdringerig dichterbij komt, zich tegen hem aanschurkt en hem vervolgens kust.
'Hij heeft er geen zin in,' lacht de man vals. 'Vrouwen zijn makkelijker, ik zweer het. De vrouwtjes zijn dol op mij. Doe niet zo moeilijk, man.'
Jake sluit, met een kreun van ellende, zijn ogen. Hij hoopt in de grond te zakken voordat die vent hem...
'Hé, wacht eens. Ik hoorde het weer.' De mond houdt op, ergens ter hoogte van Jakes navel en Jake opent één betraand oog. Zijn hart begint sneller te pompen, de kans dat het een maatje van deze heren is, is groter dan de kans dat iemand hem te hulp schiet. De man grijnst tegen zijn vel en kijkt naar hem op. Jakes maag trekt samen van de zenuwen en hij schuift instinctief zo ver mogelijk naar achter. Er drukt iets in zijn rug.
Een deurknop.
Hij kan zich geen deur herinneren maar dat maakt hem niet zo veel uit. Jake tast, met één oog op de vent gericht, achter zich en rommelt onhandig aan de deurknop. Ga open, ga alsjeblieft open, please, ga open, smeekt hij wanhopig.
KLIK
De deurknop draait één keer mee en Jake, die zwaar tegen de deur aanleunt in een poging te ontsnappen aan de gretige handen, tuimelt achterwaarts, samen met zijn belager, naar binnen
...